Hallo volgers!
Zo als in het vorige blog te lezen was, was onze aankomst in Broome niet zoals we gehoopt hadden. Voor diegene die het niet gelezen hebben, of even vergeten zijn, we moesten weer naar de garage. Hierdoor kwamen we pas om 6 uur aan op de camping, dit was een van de weinige campings waar we tot dusver voor betaald hebben. Hier aangekomen werden we wel weer een beetje blij want er was een ‘camp kitchen’, zodat we een keer niet op onze portable gasstelletjes hoefden te koken. Maar bovenal, de camping had warme douches. Voor ons een verademing omdat we nog niet eerder een camping hebben gehad met deze faciliteit. De volgende dag hebben we Broome verkend, het heeft een mooi en authentiek centrum. Het werd ons in de middag toch wat te warm, rond de 35 graden, daarom hebben we de middag maar op het strand en voornamelijk in zee doorgebracht. 

De dag erna stond in het teken om ons gereed te maken voor de 700 km lange Gibb River Road, wel bekend als een auto dodende weg. Er wordt op een bord langs de weg dan ook nadrukkelijk gewaarschuwd om niet met een BMW deze weg te betreden. Deze weg start in de plaats genaamd Derby en leidt dwars door de Kimberley’s heen. In dit plekje hebben we nog maar snel even wat boodschappen gedaan, vooral houdbaar spul aangezien we de verwachting hadden om wel een aantal dagen in de Kimberley’s te zijn en het overdag wel kan oplopen tot 40 graden.

Het was al in de middag toen we onze reis startten dus besloten we om zo dicht als mogelijk bij de eerste ‘gorge’ een gratis camping te zoeken. Dit was toch nog wel zo’n 3 uur hobbelen. Een opmerking van Eline; ‘deze weg is nog erger dan de oprit van de Weibuorren’. Waar die haat vandaan komt is mij een raadsel. Maar goed, na een goede nachtrust zijn we afgestoken naar de eerste bezienswaardigheid, Windjana Gorge. Een spectaculaire ravijn waarbij we bij het verlaten van de auto oog in oog stonden met een Walibi, een mini kangoeroe. Even verder kwamen we de zoetwater krokodillen tegen. Deze zouden niet gevaarlijk zijn voor mensen, maar toch werd geadviseerd om ze niet te aaien. Bij de ingang was een plaatje te zien wat er gebeurde als je dat wel deed, dit maakte een dusdanige diepe indruk op us Eline dat ze alle voetgangers waarschuwde om ze niet aan te raken.

We vervolgden onze reis naar Tunnel Creek. Deze tunnel is 750 meter lang en op sommige punten sta je tot je middel in het water. Ook hier werd gewaarschuwd voor de krokodillen. Nadat we de tunnel waren binnengegaan, bleek dat onze zaklampjes toch niet zo goed waren als we dachten. Vooral toen we voor het eerst door het water moesten hadden we enige mentale voorbereiding nodig. Nadat ik lang op Eline had ingepraat, durfden we het toch aan. Gelukkig kwam er op dat moment ook een Australisch stel aan met een goede zaklamp en vroegen we maar of we konden oplopen. Dat was geen probleem voor hen. Onderweg kwamen we inderdaad een aantal krokodillen tegen, een paar op het zand en een paar verscholen onder water. Na ook dit avontuur overleefd te hebben vervolgden we onze reis richting de Bell Gorge. Onderweg kwam er wel een heel erg rammelend geluid voor bij de auto vandaan, na uit gestapt te zijn en een rondje om de auto te zijn gelopen konden we niks ontdekken. Ik besloot om als een ware monteur onder de auto te kruipen en constateerde dat 1 van de metalen houders van de bull-bar was afgebroken. Hoe moesten we dit nou weer fixen in the middle of nowhere? Het eerste idee was om de boel vast te tapen, na dit gedaan te hebben bleek het nog steeds wel wankel. Toen kwam Eline met een magnifiek idee, een stuk waslijn! Jaja, het wordt wel eens een huisvrouw;). Met dit touw hebben we de boel vastgezet en vervolgden we onze rit. Zie de foto voor de creatieve oplossing. Voor Bell Gorge moest je een zijweg in die 30 km lang was, deze weg was enorm slecht en konden we op sommige stukken niet harder dan 20 km/h. Ook moesten er een drietal creeks (rivieren) over gestoken worden, wat wel weer tof was. We arriveerden rond de klok van half 3 bij de parkeerplaats, waar vanaf het nog zeker een uur lopen was. Het resultaat was prachtig, een ravijn waar de slijpende kracht van water goed te zien is. Bij de watervallen konden we een verfrissende duik nemen, waar we wel aan toe waren. Uiteindelijk reden we toen het donker werd terug over deze verschrikkelijke weg en vonden we een gratis camping iets verder. Aangezien we elke dag tussen 19.00 en 20.00 op bed liggen, staan we ook vaak rond 6.00 op. Zo ook de volgende dag, waarin we als eerste de Adcock Gorge bezochten, wat doet denken aan het hof van Eden. In het midden bevind zich een meertje omringd door palmbomen en daaromheen 30 meter hoge rotswanden. Een stukje verder brachten we een bezoek aan Galvans Gorge, ook hier was een plas water maar het water stroomde hier van 20 meter hoge rotskloven. 

Inmiddels was het al rond 10.00 en begonnen we aan een lange tocht richting El Questro Gorge die we de volgende dag wilden bezoeken. Onze brandstofmeter ging ook al richting het nulpunt dus moest er onderweg getankt worden en dat kan maar op een paar plaatsen aan de Gibb, dus was de prijs voor diesel ook enorm. We betaalden $2.10 p/l, ter vergelijking in Perth was het $1,29 en in Derby $1,50. Maar wat mot dat mot. Trouwens; Auke, Eline bewaard alle bonnetjes want volgens haar kan jij daar iets met de BTW mee doen.

We hadden ons doel bereikt die dag, zo dicht mogelijk bij El Questro. Zo konden we al vroeg naar de eerste gorge van die dag, genaamd Zenbee. Een warmwaterbron waarin het water via kleine watervalletjes naar drie zwembadjes stroomde. Na hier even gepoedeld te hebben was het tijd om verder te gaan naar El Questro Gorge. We kozen voor de lange wandeling van 2.5 uur, alleen fitte en getrainde mensen konden deze tour doen dus dat leek ons wel wat. Het was klimmen en klauteren en het viel zeker niet mee mede omdat we waterschoentjes aan hadden maar het einde was fraai. Een waterval met een plas kristal helder water. Na ook weer terug te zijn gesurvivald waren we wel toe aan onze lunch! O ja, ook om bij El Questro gorge te komen moesten we door een ‘creek’ rijden. Deze was iets dieper en de onderlaag was zand. Het water klotste over de motorkap terwijl er vol gas moest worden gegeven in de eerste versnelling. Vooraf waren we van plan om hierna de Emma Gorge te bezoeken, maar toen bleek dat deze weer een wandeling bevatte van 2 uur en ik geen zin had om Eline op de rug te nemen besloten we om deze te laten voor wat het was. Gelukkig was vanaf hier de weg weer geasfalteerd dus konden we redelijk snel bij het dorp Kununurra komen, waar we de bull-bar weer hebben kunnen laten maken.     

Hierna vervolgden we onze reis via Katherine naar Kakadu National Park. Onderweg naar het Visitor Centre vonden we midden op de weg een roze koffer met de inhoud verstrooid over de weg, een tafeltje en een stoel. Wij besloten om het spul maar bij elkaar te zoeken en dit naar het Visitor Centre te brengen. Toen we ons meldden bij de balie, bleek dat een Nederlander ons hielp. Nadat ik Eline wat had laten flirten met deze boy, kregen we de parkpassen ter waarde van 25 dollar per stuk gratis. Een meevallertje. De dag erna konden we de eerste bezienswaardigheid in het park bezoeken, de Jim-Jim falls en de Twin-falls. De weg hier naartoe was weer 60 km off-road cruisen, vooral de laatste 10 km waren door heuvels en los zand moeilijk begaanbaar. Uiteindelijk hebben we er 1.5 uur over gedaan. Vervolgens moesten we nog 1.5 km naar de Jim-Jim falls hiken. Na een uur hadden we de heerlijke waterpool bereikt en namen we een verfrissende duik. Na weer terug te zijn gehiked was het tijd om de Twin-Falls te bezoeken, hiervoor moest een rivier worden overgestoken die 60 cm diep was. Een leuke en spannende ervaring was dit, maar de auto heeft ons gelukkig niet laten staan in het water.

Om bij de Twin Falls te komen zijn wij op een ferry gestapt. Hier kregen wij nog de nodige informatie van een ranger en toen was het weer tijd om te hiken. Het kwik was aardig gestegen, wat de hike tocht zwaar maakte en toen we eenmaal bij de watervallen waren… Stonden deze bijna helemaal droog… Desalniettemin was het er prachtig. Zwemmen konden we er echter niet, aangezien er krokodillen gesignaleerd waren.
De dag erna hebben we een aantal plekken in het nationaal park bezocht, waar wij de wandtekeningen, gemaakt door Aboriginals, konden bewonderen. Om 11.00 uur was er een tour, begeleid door een Aboriginal, welke ons verschillende verhalen vertelde over de tekeningen, normen en waarden binnen de Aboriginal bevolking en ander wel en wee van de Aboriginal samenleving. De wandtekeningen waren prachtig. Maar het blijft wel een apart volkje. De meeste Aboriginals hangen dronken voor de supermarkt of in het park. Dit was overigens ook de eerste die we zagen werken.

Nadat de tour erop zat besloten we om alvast richting Darwin te gaan. Onderweg kwamen we aan bij een roadhouse waar we weer eens moesten tanken, weer een bonnetje voor Auke. Hier kwamen we aan de praat met de manager en die vertelde ons dat hij nog nieuwe personeel zocht. Wij zagen onze kans schoon en stuurden onze CV’s op. Hij nodigde ons uit om gratis te overnachten zodat we de volgende ochtend een sollicitatiegesprek konden hebben. Dit gesprek duurde uit eindelijk 5 minuten. We hadden een goed gevoel bij deze manager en de roadhouse dus besloten om het te doen. Eline als barvrouw en ik als de tuinman met charme / dierenverzorger. Het gaat hier om twee buffels, 3 Emoes en een paar varkens. Er wordt wel verwacht dat we minimaal 3 maanden blijven in the middle of nowhere, dus zal er de komende tijd wel minder geschreven worden op deze blog.;) Het roadhouse heet trouwens ‘Bark Hut Inn’.
Bye Bye