Lieve allemaal,
Ons vorige verslag zijn we geëindigd met het Francois Peron National Park. Na dit park gingen we op weg naar Carnarvon, maar voor wij het park verlieten, hebben wij nog een nacht doorgebracht op een supermooie plek. Ook deze uitrust plek lag aan zee en hadden wij helemaal voor onszelf. Het is zo speciaal dat je in Australië soms écht alleen bent, wat in Nederland eigenlijk ondenkbaar is met zijn kleine oppervlak en ongeveer evenveel inwoners als hier in Australië. Ook op de weg rijd je hele stukken en kom je maar een paar auto’s tegen. Een leuke gewoonte vind ik het wanneer je even je hand naar elkaar opsteekt wanneer je elkaar passeert. Niet iedereen doet er aan mee, maar ik ben fan. Zelfs als niet ik maar Bas aan het stuur zit, zwaai ik enthousiast naar alle tegenliggers. Bas zei daarop dat hij nog geen auto voorbij heeft zien komen, waarvan de bijrijder ook de hand opsteekt. Sowieso lijken vrouwen over het algemeen minder mee te doen aan het groeten van medeweggebruikers. Ach, ik verwijt ze maar niets, ze vinden het waarschijnlijk spannend om in de grote 4×4’s met enorme caravan erachter te rijden en houden daarom het stuur maar krampachtig vast. De vriendelijkheid op de weg, zien wij ook terug in de behulpzaamheid onder de Australiërs, maar hierover straks verder.
Australië

Na iets buiten Carnarvon te hebben overnacht, zijn we richting Koaba gegaan. Dit ligt aan de kust en hier kun je de blowholes bewonderen. Geen idee wat dat was, maar van anderen hadden we gehoord dat het zeer de moeite waard was. Op de kust af rijdend, zagen we water de lucht in spuiten. Zoals een walvis dat ook wel kan doen. Na onze auto te hebben neergezet en richting de zee te zijn gelopen, zagen we dat het water uit een gat in de rotsen kwamen. De zee was ruig en had een enorme kracht. Heel bijzonder! Een eindje verderop was het water rustiger en zagen we prachtige vissen. De walvissen hadden we echter nog niet kunnen spotten…
Wij wilden onze reis vervolgen richting het noorden en kozen een route langs de kust en toen we onze reis nog maar net hadden voortgezet, zagen we een reusachtige walvissenstaart uit de zee naar boven komen. Dus, auto weer aan de kant en foto’s maken!! Hij kwam nog een aantal keren boven, maar verstopte zich al gauw onder water. Missie om een walvis op de foto te krijgen mislukt en dus maar gewoon genoten van het moment.

De route langs de kust bleek niet de juiste en dus hebben we een andere route gekozen waar wij langs de weg hebben overnacht. De volgende dag reden we verder naar Exmouth, een plaats voor het national park Cape Range. Hier hebben wij onze jerrycan met water gevuld. Dit was nodig aangezien wij voor drie nachten in het park zouden verblijven, waar verder geen water aanwezig was. Ook onze boodschappenvoorraad hebben wij nog even bijgevuld en toen waren we klaar om naar de camping te gaan die wij twee dagen ervoor online hadden geboekt.

Aangekomen op de camping, was de campinghost in geen velden of wegen te bekennen. We bleven daarom wachten op de parkeerplaats voor dagjesmensen, namen een kijkje bij het strand en versleten wat leesvoer. Ondertussen hielden we in de gaten of de camphost al kwam, maar deze was al die tijd nog niet terug op zijn plek geweest. Om vijf uur vonden we het welletjes en besloten we het heft in eigen handen te nemen. We namen de laatste kampeerplaats die nog beschikbaar was en besloten hier de nacht door te brengen; voor het eerst niet in de auto, maar in het tentje! Ons matras past er net in, klein geluksmomentje. Maar al gauw veranderde dat geluksmomentje in een baalmomentje: De rits ging stuk! Gelukkig hadden we de tent met de opening naar achteren gezet, zodat niet iedereen bij ons in de tent kon kijken. Maar alsnog, je slaapt wel minder fijn!
De volgende dag stond Bas al om half acht te popelen om naar de camphost te gaan. Na over de camping te hebben getokkelt, was het nóg niet raak. Bij de tweede keer wél. De camphost bleek geen gegevens van ons te hebben en vertelde ons dat wij niet konden blijven waar wij op dat moment stonden. Dus werden wij vriendelijk verzocht ons hebben en houden in te pakken en plat gezegd: op te rotten. We konden nog wel proberen iets te regelen bij het information center. Dus, wij daar maar naartoe. Na een poosje te hebben gewacht omdat het systeem er uit lag, werd ons een plaats toegewezen waar nog één plaats beschikbaar was. 

Hier zijn we de daarop volgende drie nachten verbleven en hebben we heerlijk kunnen genieten van het snorkelen en de zonsondergang. Snorkelen kon op verschillende plekken in het park. De eerste dag waren we nog wat zoekende. We besloten eerst even te proberen, vlak achter de camping. Het water was iets kouder dan verwacht, maar ontzettend helder. Vanaf het strand stond er iemand naar ons te roepen en te zwaaien. Ik verstond iets met ‘shark’, maar wist het niet zeker. Toen kwam de man er aan gerend en begon ik steeds sneller naar de kust te zwemmen, met Bas in mijn kielzog. Vanaf het strand konden we zien dat er inderdaad een haai zwom, precies langs de plek waar wij een minuut eerder stonden. De man legde uit dat de haai waarschijnlijk goedaardig was, maar dat hij ons voor de zekerheid toch maar had gewaarschuwd. 
De rest van de dagen hebben we geen haai meer gezien, maar megaveel soorten vissen en koraal in verschillende soorten en maten. De kleuren, de patronen… wat een ervaring! 
Van Cape Range zijn we naar Karijini National Park gereden. Ook voor dit National Park was een plaats waar we van tevoren langs wilden om te tanken en dergelijke, genaamd Tom Price. Omdat de supermarkt dicht ging om 18.00 uur, was het even spannend of we dit zouden redden. Net toen we dachten dat we het gingen redden, we aan het genieten waren van de muziek in de auto en ik bezig was met dit verslag, hoorde ik een raar geluid. Snel erna begon de auto te slingeren en bij het uitstappen werd ons vermoeden bevestigd. LEKKE BAND! En niet alleen meer lek, HELEMAAL AAN FLARDEN. Ja en probeer dan dat YouTube filmpje maar eens te reproduceren. Bas pakte het gereedschap uit de auto en zou beginnen de schroeven iets los te draaien. Ze zaten echter muurvast. Na tien minuten hoorden wij een auto aankomen. Het bleken mijnwerkers te zijn. Zij waren net klaar met werken. Ze hadden net iets beter gereedschap dan wij en samen met Bas begonnen ze het wiel te vervangen. Ondertussen probeerde ik de bank te bereiken, waar wij onze verzekering hadden afgesloten. Toen dit niet lukte heb ik mezelf maar opgeworpen als gastvrouw en schonk water in en bood de heren babybillen doekjes aan. Al met al konden we vrij snel verder, maar die supermarkt… die zouden we niet meer redden.

Daarom hebben we vlak voor Tom Price in de bush bush overnacht. Met de dingo’s die er leven, waren we wel extra op onze hoede. Drie auto’s die ‘s nachts voorbij reden, maakten het daarnaast ook wel een beetje spannend. Het stelde mij gerust dat Bas zijn fitness wok-outs, waar hij in Nederland mee was begonnen met zijn huisgenoten en heeft doorgezet in Australië, zijn vruchten afwerpen want hij voelde zich zo sterk als een beer en wilde zijn hachje met alles beschermen.
Maar de volgende ochtend konden we goed en wel richting Tom Price en vervolgens richting Karijini National Park rijden. Wat een mooie omgeving… Er staken hoge rotsformaties uit de grond, waarvan je duidelijk kon zien dat deze was opgebouwd uit gesteentelagen. In het park konden we de kloven bewonderen die zijn ontstaan door erosie. De eerste dag zijn we afgedaald in zo’n kloof en hebben we gezwommen in de ijskoude meren, helemaal onderin de kloof. Ook de tweede dag zijn we de diepte weer ingegaan en door wateren gezwommen om zoveel mogelijk van de indrukwekkende kloven te bewonderen.

Hierna hebben we het park verlaten en zijn we naar de autogarage gegaan voor een nieuw reservewiel. Vervolgens hebben we wat boodschapjes gedaan en gepland waar de reis nu naartoe moest. 
We zijn naar een camping gereden zodat wij al een stuk in de richting waren die wij de volgende dag op wilden. We wilden namelijk via het Millstream-Chichester National Park naar Port Hedland rijden. Op de camping werden we ‘s avonds uitgenodigd door twee jonge gezinnen om bij hen om het kampvuur te komen zitten. Beide gezinnen hadden vijf kinderen, hadden hun huis op Tasmanie verkocht en reisden voor langere tijd door Australie. Zij vonden dit dé manier van educatie voor de kinderen. Over een paar jaar wilden ze naar Europa om daar te reizen. Ik vind het leuk om zo veel verschillende mensen tegen te komen, met allemaal hun eigen idee.
De volgende dag zijn we naar het Millstream-Chichester National Park gereden. Op het eerste gezicht leek het een omweg die wij voor niets hadden gemaakt. Het National Park was een beetje teleurstellend als je het met het vorige National Park vergeleek die wij hadden bezocht. Het tweede deel van het National Park bleek echter tóch de moeite waard. We reden door een bijzonder landschap met heuvels, begroeid door grasbollen en kwamen bij een plas water aan de onderkant van een klif.
Na een late lunch vervolgden wij onze weg naar een slaapplaats. Dit keer belandden wij op de parkeerplaats van een hotel/pub. Deze pub was meteen het enige gebouw wat in het dorp stond. Onder het genot van een verfrissend drankje raakten wij in gesprek met een aantal stamgasten, vanavond zou er een feestje zijn in verband met het afscheid van een aantal personeelsleden. Bas en ik zagen onze kans schoon, wie weet konden wij hier voor een aantal weken werken… ‘s Avonds verschenen wij daarom weer in de pub en de stemming zat er al aardig in. Dit keer kwamen we in gesprek met de baas. Hij vond dat wij eens een mijn van binnen moesten zien, aangezien dit de big business was van dat deel van Australië. Een van de stamgasten, de baas van een van de mijnen, wilde ons dan wel toelaten. Vervolgens ging het nog een stapje verder, de hotelbaas wilde ons er wel naartoe rijden en ons rondleiden. De volgende ochtend moesten wij om 07.00 uur present zijn bij het ontbijt dat ons werd aangeboden. Maar de avond was nog jong en voor de ochtend aanbrak werden de nodige sapjes naar binnen gewerkt. Wij als zuunige Nederlanders hielden de locals niet bij, anders moesten we te diep in onze buidel tasten. De karaoke werd erbij gehaald en het werd een feest vol gekheid, waar wij als nuchteren soms met open mond naar zaten te kijken.
De volgende dag 07.00 uur stonden wij klaar voor het ontbijt. We mochten naar achteren lopen en mochten pakken wat we wilden. De baas zat ook aan het ontbijt, maar moest voor wij klaar waren nog even wat doen. 

Toen wij waren uitgegeten wachtten wij op de baas om naar de mijn te gaan. Na wachten en wachten, vonden wij het toch wel lang duren. De klusjesman zei dat we naar binnen moesten lopen en de baliemedewerkster moesten vragen de baas te bellen. Dit deden we. Toen de baliemedewerkster ophing vertelde ze ons dat de baas met de baas van de mijn had gebeld en dat hij die dag niet op de mijn was, dus dat de tour niet door kon gaan. Hmm… fraai. Het wachten was voor niks geweest… We besloten de biezen te pakken en verder te gaan naar Port Hedland, een grote havenstad voor de export van onder andere ijzer en koper. Na de voorraden te hebben aangevuld en een douche te hebben genomen bij een soort park, reden we verder naar een camping aan een rivier. In de bomen stikte het van de vogels. Mooi om te zien, maar het lawaai en de poepjes waren minder.
Fris en fruitig begonnen we de volgende dag aan onze rit van zo’n 650 kilometer naar Broome. Hier aangekomen moesten we uiteraard tanken, prompt zagen we dat er onder de auto iets los hing en er koelvloeistof lekte. We zijn direct naar de garage gereden, waar ze het meteen konden repareren. Ook hier waren de kosten weer net om ‘e nocht. 
Hopen dat we in het vervolg van onze trip meer geluk hebben met de auto maar genieten doen we zeker!
Liefs Eline